Afgelopen zomer gingen Harm (19) en Jozé (17) mee met de Isreality jongerenreis naar Israël. Jozé was vorig jaar ook al met ons mee geweest en wilde haar broer graag meenemen in deze geweldige ervaring.
Harm twijfelde geen moment: “Kom, we boeken meteen!”.
“Vol enthousiasme wachtten we op het reisprogramma”, vertelt Jozé. “Toen we dat eenmaal binnen kregen, stond er ook een bezoekje bij ADI op. Dat zei me eerlijk gezegd helemaal niks, dus dat heb ik maar even aan Google gevraagd. Die vertelde ons dat ADI een organisatie is die de zorg draagt voor kinderen met een ernstige-meervoudige handicap, zowel verstandelijk als lichamelijk. Binnen deze organisatie bevinden zich meer dan 700 bewoners, van baby’s tot jong volwassenen. Dat maakte me meteen enthousiast. Een organisatie die gelooft dat elk kind, met welke beperking dan ook, het recht heeft op de beste zorg en kansen om zich te ontwikkelen. Daar willen wij wel een steentje aan bij dragen.”
Blije gezichtjes
Harm en Jozé doen een oproep aan hun familie om speelgoed of knuffels naar hen in te sturen voor de kinderen van ADI. Al snel stroomden de spullen binnen. Jozé: “Ik moest ruimte maken in mijn koffer. Van ons achterneefje van vier jaar kregen we een zakje gele ballonnen en een zwarte stift. In eerste instantie wilde hij deze helemaal niet weg doen! Het was toch van hem?! Zijn moeder legde uit waar deze ballonnen naar toe gingen en nu gaf hij ze zelf weg, maar… op een duidelijke voorwaarde: Jullie moeten blije gezichtjes tekenen op deze ballonnen.”
“Nu gaf hij ze zelf weg, maar… op een duidelijke voorwaarde: Jullie moeten blije gezichtjes tekenen op deze ballonnen.”
Emotioneel
Jozé: “En daar stonden we dan: midden in een zaal van ADI vol met kinderen met een beperking. We hadden in de ene hand een ballon, in de andere hand een stift. We hadden er nog een plezier in ook! Lachend gooiden we de ballonnen door de zaal en deelden ze uit. We stonden met z’n tweeën naast een kind in een rolstoel, die ons vol verwachting aankeek. Een begeleider vertelde ons dat dit kind erg moeilijk zijn emoties kan tonen en bijna nooit lacht. Een beetje onhandig zette ik me naast hem neer en vertelde in gebrekkig Engels wie wij zijn en dat deze ballonnen voor hem waren. Met tranen in mijn ogen volgde ik zijn klappende handen en zijn steeds groter wordende lach. Ik lachte met hem mee, stilletjes in gedachten aan mijn achterneefje die dit meer dan 4.000 kilometer verderop voor elkaar had gekregen.”